Reizen | Drielandenpunt Nauders: Klauteren door de Uinakloof

Het Tiroolse plaatsje Nauders is een perfecte uitvalsbasis voor mountainbiketochten door Oostenrijk, Italië en Zwitserland. Hoogtepunt is ongetwijfeld de mountainbikeroute door de Uinakloof. Een door loodrechte wanden uitgehakte pad leidt van het Zwitserse Uinadal naar de Vinschgauvallei in Italië. Niet voor bikers met hoogtevrees!

Tekst: Arjan Kruik // Foto's: Joris Lugtigheid

Drielandenpunt Nauders

We zijn vanmorgen al vroeg vertrokken vanuit Nauders, met de allereerste gondel van de Bergkastelbahn omhoog. Het is koud en langs het pad dat ons naar de Plamort brengt, het op zo’n tweeduizend meter hoogte gelegen plateau tussen Nauders en de Reschensee, liggen nog volop resten van de sneeuw die twee dagen eerder is gevallen. Sneeuw, begin september? Ja hoor, dat kan hier in het centrale deel van de Alpen gewoon. Fotograaf Joris Lugtigheid, m’n vaste fietsmaatje Joris Birnie en ik hebben een fraaie tocht voor de boeg, door drie landen, met dik drieduizend hoogtemeters en bijna negentig kilometers. Dat klinkt heftiger dan het is, want voor een groot deel willen we die hoogtemeters met kabelbanen verschalken.

32.500 Zwitserse Franken

“Dat gaat zeker lukken!”, zo verzekerde mountainbikepionier en hotelwaard Harry Ploner ons. Het is de avond voorafgaand aan onze trip en we zitten in de vierhonderd jaar oude stube van Harry’s bikehotel. Met de routekaart op tafel en een glas smakelijke Zuid-Tiroolse wijn in onze handen zetten we onze plannen uiteen: een tweedaagse tocht met de beroemde Uinakloof als vast onderdeel. Dit in een loodrechte rotswand uitgehakte pad, dat de verbinding vormt tussen Zwitserland en Italië, heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht op wandelaars en mountainbikers.

“De rekening voor de bouw – 32.500 Zwitserse Franken – werd verdeeld tussen de alpenvereniging, het kanton Graubünden en de plaatselijke hoteliersvereniging. Een goede investering, zo kun je ruim honderd jaar later wel zeggen, want de zeshonderd meter lange halftunnel is een echte toeristenmagneet.”

Echt oud is het pad trouwens niet. Men begon met bouwen in 1908, in 1910 was het klaar. De reden om überhaupt een route op zo’n plek aan te leggen was, ook toen al, toeristisch. De Duitse Alpenvereniging wilde een makkelijkere toegang hebben tot hun onderkomen op de pashoogte: de Pforzheimer Hütte. De rekening voor de bouw – 32.500 Zwitserse Franken – werd verdeeld tussen de alpenvereniging, het kanton Graubünden en de plaatselijke hoteliersvereniging. Een goede investering, zo kun je ruim honderd jaar later wel zeggen, want de zeshonderd meter lange halftunnel is een echte toeristenmagneet.

Uina-ronde

’s Ochtends vroeg op pad. Ja, dat witte spul is sneeuw. In september!

Drielandenpunt Nauders Klauteren door de Uinakloof

Van Nauders over het Plamortplateau richting Reschensee. Het water is net zo koud als het er uit ziet.

Rondom drielandenpunt Nauders op weg naar de Uinakloof

De beroemde Italiaanse tankversperringen op de Planmort.

Rondje met de klok mee

Doen veel bikers, waarschijnlijk zelfs de meeste, het rondje Uina in één dag, wij trekken er twee dagen voor uit. Dan kunnen we namelijk overnachten in de berghut die halverwege ligt: de Sesvenna Hütte, die vlak naar de oude Pforzheimer Hütte ligt. Het sfeertje in zo’n hut is altijd super en er is niks mooiers dan ’s ochtends vroeg vanuit zo’n hut weer op pad te gaan. Je zit dan direct midden in de bergen. En in plaats van met een beklimming, zoals eigenlijk bijna altijd, kun je de dag dan met een afdaling beginnen!

“Echt zwaar qua klimmen gaat deze tweedaagse rondtocht dus niet worden. Maar dat is ook niet de bedoeling; het uitgangspunt is dat we zoveel mogelijk trails rijden.”

Je kunt de Uinakloof op twee manieren aanrijden: vanuit Zwitserland of vanuit Italië. Op advies van Harry Ploner doen we dat laatste. Reden één: de beklimming van de kloof vanuit het Zwitserse Inndal is veel steiler. Reden twee: tussen de kloof en de Sesvennahut ligt een prachtige singletrack waarover het veel leuker dalen is dan klimmen. En tot slot reden drie: als je de Uinakloof vanuit het zuiden aanrijdt, kun je een flinke hoeveelheid hoogtemeters met kabelbanen verschalken. Rond Nauders en de Reschensee stikt het namelijk van de skiliften en ze nemen allemaal bikers mee omhoog. Echt zwaar qua klimmen gaat deze tweedaagse rondtocht dus niet worden. Maar dat is ook niet de bedoeling; het uitgangspunt is dat we zoveel mogelijk trails rijden.

Droomuitzicht Reschensee

Links: Droomuitzicht op de Reschensee. Rechts: “Ga je deze klus klaren Joris...?”

Bunker Trail

Goed, we rijden dus al vroeg op de Plamort. Voor iedereen die in Nauders komt mountainbiken is dit hoogplateau vaste prik. Vanwege de tankgracht en de bunkers uit de Tweede Wereldoorlog, vanwege het onvoorstelbaar mooie uitzicht over de Reschensee en het achterliggende Ortlermassief en natuurlijk ook vanwege de paden naar beneden. De Bunker Trail bijvoorbeeld. Dit pad ligt zo vol stenen en rotsen dat de vullingen uit je kiezen rammelen. De kaken blijven dus stevig op elkaar, totdat de trail ons een dikke vijfhonderd hoogtemeters lager bij de Reschensee weer uitspuugt. Wat een lekker begin van de dag! Vol adrenaline rollen we langs de oever van het meer naar de gondel van Schöneben, waarmee we weer dik zeshonderd positieve hoogtemeters pakken.

“Daar, op iets meer dan zeventienhonderd meter, is het tijd voor het bekende bakkie. Met, omdat we straks toch echt nog zelf een stukje omhoog moeten trappen, een lekker stuk taart erbij.”

De trails aan de westkant zijn compleet anders dan die op de Plamort. Hier geen rotsen en stenen, maar aarde en wortels. Geen probleem, het pad dat ons naar het zuiden brengt, de Spin Trail, is relaxte flowtrail volgens het boekje. Lekker! Veel te snel naar mijn zin bereiken we het dalstation van de Haideralmbahn aan de zuidkant van de Reschensee. Hup, een gondel in en weer pakken we ruimschoots zeshonderd hoogtemeters. Gingen we na de vorige twee liften nogal slordig met die hoogtemeters om, vanaf nu is het zaak om hoog te blijven. Met behulp van de route-instructies die Harry gisteren in Joris’ gps heeft geladen, lukt dat heel aardig. Geleidelijk dalend en soms een stukje klimmend volgen we een serie paden – met name de laatste, na Prämajur, is echt schandálig lekker! – die ons uiteindelijk naar het bergdorpje Schlinig brengt, middenin het gelijknamige dal. Daar, op iets meer dan zeventienhonderd meter, is het tijd voor het bekende bakkie. Met, omdat we straks toch echt nog zelf een stukje omhoog moeten trappen, een lekker stuk taart erbij. Tussen het café waar we zitten en de Sesvennahut liggen namelijk nog een ruime vijfhonderd hoogtemeters.

Reschensee en Ortlermassief

Links: de Reschensee met op de achtergrond het Ortlermassief. Rechts: Trek in wortels, anyone…?

Hoog? Als je op dit punt bereikt hebt, ben je pas op de helft...

Naar boven met de benenwagen

Goed te doen toch, vijfhonderd hoogtemeters? Dacht ik ook. Behalve dan dat het pad onder de loodrechte wand aan het eind van het dal zó steil is, dat lopen sneller gaat dan fietsen. Nou ja, bij mij dan. Ik wíl wel fietsen, maar ik krijg de pedalen gewoon niet meer rond. Als ik naar adem happend doe alsof ik sta te genieten van de waterval die vanaf de wand een kleine dertig meter naar beneden klettert, word ik ingehaald door een afgetrainde Italiaanse marathonrijder die schijnbaar moeiteloos het steile pad op danst. Okay, het kan kán dus wel, omhoog fietsen…

“Joris heeft er een gewoonte van gemaakt, om in ieder bergmeer dat hij tijdens zijn mountainbiketochten tegenkomt even een frisse duik te nemen. En fris, dat is in het geval van het meertje vlak voor de Sesvennahut slechts vier graden. Brr!”

Maar goed, ik doe het dus met de benenwagen en dan kom je ook boven. Overigens, als je na de imposante loodrechte wand op de hoogvlakte belandt bent, zijn de laatste paar honderd meter naar de Sesvennahut prima te fietsen. Fijn voor m’n zelfrespect, lopend aankomen bij een berghut is ook zo sneu. Trouwens, de kleinste van de twee Jorissen in mijn gezelschap moét wel fietsen. Hij is namelijk tot op het bot verkleumd. Dat zit zo: Joris heeft er een gewoonte van gemaakt, om in ieder bergmeer dat hij tijdens zijn mountainbiketochten tegenkomt even een frisse duik te nemen. En fris, dat is in het geval van het meertje vlak voor de Sesvennahut slechts vier graden. Brr!

De laatste loodjes!

Pforzheimerhütte

De door de Deutsche Alpenverein gebouwde Pforzheimer Hütte raakte na de Eerste Wereldoorlog – toen Italië dit voormalige stuk Oostenrijks Tirol confisceerde – in verval. Gelukkig ligt op steenworpafstand de nieuwe Sesvennahut.

Nog even aanzetten voor de fotograaf, dan is het genoeg voor de eerste dag.

Een watertemperatuur van 4 graden is best fris...

Proost mannen!

Lammergieren

Fijn hoor, zo’n berghut. Welkomstborreltje op kosten van de zaak als je aankomt, daarna lekker eten, stukje slapen, ontbijtje doen en dan vroeg weer op pad. IJskoud natuurlijk, dus handschoenen aan, buffje om en de jas helemaal tot bovenin dicht. Ik heb het er voor over. Op dit vroege tijdstip hebben we het hele dal voor onszelf, er is in de verste verte geen wandelaar of biker te bekennen. De toppen links en rechts van ons zijn nog helemaal wit, in de verte maken bergmarmotten hun maatjes luid fluitend duidelijk dat wij eraan komen en aan de westkant van het dal zweeft een immense roofvogel schijnbaar rakelings langs de loodrechte wanden. Wat een kolossaal beest! Bij een scherpe bergkam komt er een tweede bij.

“Lammergieren? Kleine Joris en ik kijken grote Joris met verbazing aan? Is hij naast fotograaf nu ook nog ornitholoog geworden?”

“Lammergieren”, weet grote Joris. “Die kunnen zomaar een spanwijdte hebben van tweeënhalve meter of meer.” Kleine Joris en ik kijken grote Joris met verbazing aan? Is hij naast fotograaf nu ook nog ornitholoog geworden? Het antwoord is minder prozaïsch; Joris blijkt een jaar eerder voor een wandeltijdschrift een reportage gemaakt te hebben in het Zwitsers Nationaal Park, aan de andere kant van deze bergen. En daar, zo heeft hij toen geleerd, zijn in de afgelopen decennia lammergieren uitgezet. Ze schijnen het er goed te doen. “Ze eten karkassen van gemzen, steenbokken en ander wild dat in de bergen dood gaan,” doceert onze onverwachte vogelkenner, “en tegenwoordig komen ze ook buiten het park voor.” Waarvan akte.

Wist je dat Crocs in Italië nog helemaal in zijn?

Lammergieren

Indrukwekkend: een immense Lammergier.

Vertrek bij de eerste zonnestralen.

Sesvennahut naar de Uinakloof

Van de Sesvennahut naar de Uinakloof loopt een singletrack volgens het boekje.

Fietsen verboden

Indrukwekkend hoor, al die beesten. Maar vergeet de trail over de Schlinigpas niet. Ook die is niet te versmaden. Bochten naar links, bochten naar rechts, omhoog, omlaag; het is één grote achtbaan. Zolang het duurt dan, want even na de Italiaans-Zwitserse grenspaal begint de trail stevig te dalen en plotseling rollen we tussen immense grijze rotspartijen door. Je voelt het aan alles, hier gaat het gebeuren; de Uinakloof. En ja, het is net zo spectaculair als gezegd wordt dat het is. Of beter: nóg spectaculairder! Het pad is letterlijk uit een loodrechte wand gehakt. Met aan de bergkant een staalkabel en aan de kant van de kloof een hekje. Soms. Maar niet overal. Met één hand aan de staalkabel en de andere op onze bike klauteren we bedeesd naar beneden. Indrukwekkend.

“Eén stuurfoutje en je bent hartstikke dood. Nog niet zo lang geleden, in 2012, stortte een Nederlandse biker de diepte in omdat hij hier probeerde een stukje te fietsen.”

Mocht je lopen iets voor watjes vinden: fietsen in deze kloof is verboden. Ja, als je de skills en het lef hebt zou het misschien best wel kunnen, door deze halve tunnel fietsen. Maar waarom zou dat willen? Eén stuurfoutje en je bent hartstikke dood. Nog niet zo lang geleden, in 2012, stortte een Nederlandse biker de diepte in omdat hij hier probeerde een stukje te fietsen. Zijn fietsmaatjes, die zo verstandig waren wel te lopen, zagen het zo gebeuren.

Fietsen, hier? Nevernooitniet! Lopen is al een hele opgave.

Omlaag door de Uinakloof.

Hellup!

Snel d'r in, snel d'r uit

Komt het begin van de kloof onverwacht, je bent er ook vrij rap weer uit. Althans, uit de halve-tunnel-sectie. De kloof zelf loopt dan nog verder naar het noorden, maar het pad ernaast is prima te fietsen. Even nadat we de kloof uitgereden zijn, op net iets minder dan 1.800 meter hoogte, passeren we een berghut met de naam Uina Dadaint. Mooie plek voor een bakkie, maar helaas is de hut vandaag gesloten. Geen probleem, rollen we gewoon weer verder naar beneden. Hoe lager je komt, hoe meer de beschaving oprukt. Van grindpad naar grindweg naar asfaltweg. Maar waaruit de ondergrond waarop je rolt ook bestaat, de omgeving blijft tot op de laatste meters van de weg wonderschoon.\

“Zo krijgen we, helemaal aan het eind van de rit, toch nog straf voor het feit dat we aan het begin van deze tocht zo vals gespeeld hebben met al die gondels en liften.”

De weg terug naar Nauders loopt in noordoostelijke richting door het dal van de Inn. Of beter: En. Zo heet deze rivier namelijk in het Reto-Romaans, de taal die in een groot deel van het Zwitserse kanton Graubünden gesproken wordt. Maar of je nu Inn of En zegt, als je vanaf de plek waar de Uina in de Inn uitmondt met de stroom mee rijdt, dan rol je vanzelf naar beneden. Dat is dus easy fietsen, ondanks dat we over onverharde wegen en paden rijden. Easy, tot we de grens tussen Zwitserland en Oostenrijk passeren. Het douanekantoor daar staat namelijk op 1.025 meter, Nauders ligt op 1.395 meter en daartussen ligt nog de Norbertshöhe die tot 1.460 meter reikt. Reken maar uit. Zo krijgen we, helemaal aan het eind van de rit, toch nog straf voor het feit dat we aan het begin van deze tocht zo vals gespeeld hebben met al die gondels en liften. Tja, wie zijn billen brandt…

Ook ná de kloof houdt het niet op: het blijft mooi!

Tijdens de het stuk terug naar Nauders gaat de route meermaals de Inn over.


Reisinformatie Drielandenpunt Nauders

Algemeen

Het is net iets meer dan 900 kilometer met de auto van Utrecht naar het Tiroolse Nauders. Informatie over overnachtingsmogelijkheden, bikeverhuur etcetera, vind je op hier.

Verblijf

Voor en na de tocht door de Uinakloof vonden we onderdak in Hotel Central in Nauders. Dit gespecialiseerde hotel op het drielandenpunt van Oostenrijk, Zwitserland en Italië is lid van Mountain Bike Holidays. Lidmaatschap van deze hotelorganisatie garandeert dat het hotel speciale faciliteiten voor bikers heeft en dat routeinformatie in de vorm van routekaarten en (leen)gps-en voorhanden is. Maar los daarvan: als het om bikehotels gaat is Central écht een klasse apart. De expertise van hotelwaard en mtb-pionier Harry Ploner staat op het allerhoogste niveau. Als hij een trail niet kent, dan is die trail er niet. Daarnaast is het dakterras van Central een supergezellige after-ride hang-out en wordt in de keuken op hoog niveau gekookt.

Mountainbikeroutes en gidsen

Hou je van uitdagende tochten? Dan is het Tiroolse Nauders vanwege z’n ligging op het drielandenpunt van Oostenrijk, Zwitserland en Italië een perfecte plek. Wie wil kan samen met Harry (of één van zijn gidsen) op pad gaan. Of je laat je door hem adviseren en trekt er alleen op uit. Op de website van Central zijn een aantal van de mooiste routes te bekijken. De route die Arjan en de twee Jorissen gereden hebben vind je op de Velozine Komoot-pagina. Meestal wordt de Uinaronde in één dag gereden, maar omdat wij in samenspraak met Harry een langere variant met meer trails samengesteld hebben, duurt onze versie twee dagen. Je vindt beide routesegmenten hieronder.


Velozine-routes op Komoot

Bij Velozine steken we een hoop tijd, geld en moeite in de productie van reisverhalen. We willen je inspireren er op uit te trekken en aanmoedigen dezelfde mooie mountainbikeavonturen te beleven als wij. De trails en routes die we voor dit verhaal gereden hebben, vind je daarom hieronder.

Geplaatst in Reizen en routes en getagd met , , , , .
Subscribe
Notify of
guest
0 Comments
Inline Feedbacks
View all comments